Sinds 19 juni 2007 ben ik de ontzettend trotse moeder van onze zoon Oscar. Het was een zware bevalling, maar na een half jaar herstellen ging ik weer aan het werk. Op 8 juni 2010 werd ik nogmaals de trotse moeder van onze dochter Lily. Na deze wederom zware bevalling kreeg ik een postpartum psychose, kraambedpsychose. Helaas werd dit niet opgemerkt in het ziekenhuis.
Ik hoorde muziek uit de muren van het ziekenhuis komen en overal sirenes en huilende baby’s. Door de bevalling had ik last van hallucinaties en wanen. Ook dacht ik dat mijn overleden schoonvader over mij waakte. Ik waande mij in een andere wereld. Met een paar pillen Haldol dacht mijn klinisch psychiater mijn verschijnselen wel op te lossen. Dat was ook even zo en ik werd met een baby en een peuter van drie weer naar huis gestuurd na een week in het ziekenhuis te hebben gelegen.
Na een half jaar ben ik weer gaan werken, maar raakte langzaam opgebrand. In oktober 2012 zag ik overdag een man door onze kamer lopen die er niet was, ik hallucineerde op klaarlichte dag. Ik schrok en zocht hulp. Voordat ik die kreeg was ik maanden verder en uiteindelijk heeft het twee jaar geduurd voordat ik de diagnose schizoaffectieve stoornis heb gekregen en de juiste medicatie. Ik had inmiddels ook al last van depressies.
Mijn kinderen hebben zeker last gehad van dit lange proces. Tijdens een psychose was ik erg afwezig en vergat ik het dagelijkse ritme, zoals eten geven. Ik maakte briefjes en vriendinnen wezen mij erop. Ik was niet in staat om voor mijzelf te zorgen, dus laat staan voor mijn twee jonge kinderen, Maar ik moest wel. Tijdens de depressieve periode die erna volgde lag ik veel in bed en zaten mijn kinderen alleen beneden voor de televisie. Het was een onverantwoorde situatie, maar niemand merkte dat op.
‘Mama je bent een standbeeld,’ zei mijn dochter toen ze kon praten.
Ik zat als een zombie in de kamer en zei niks tegen de kinderen. Ik vergat te praten en te lachen. Mijn dochter heeft me wel eens gevraagd: ‘mama, waarom lach je niet naar ons, maar wel naar andere mensen.’ Toen heb ik uitgelegd dat mama een ‘nep lach’ heeft voor andere mensen. Die gebruik ik als het nodig is, maar eigenlijk kan mama niet lachen. Dat begreep ze goed en was opgelucht. Mijn kinderen weten niet beter dan dat ik ziek ben. Het is eigenlijk heel triest maar ze weten niet beter. Mama is jarenlang of depressief of psychotisch geweest en als klap op de vuurpijl nog vijf maanden opgenomen. Het enige wat ik voor mijzelf kan ‘goed praten’ is dat ze blij mogen zijn dat ze hun mama nog hebben. Dat klinkt stom, maar zo denk ik wel.
Het voordeel is dat we erg innig zijn. Ik ben natuurlijk dag en nacht bij ze. Ik zwaai ze uit naar school en wacht ze op als ze terug komen uit school. Als ik niet ziek zou zijn geworden dan was ik de ambitieuze moeder die ze naar de crèche zou brengen. Dat heb ik de eerste drie jaar met mijn zoon gedaan.
Gelukkig is mijn depressie zo goed als weg en ben ik niet meer psychotisch. Wel moet ik dagelijks oppassen dat ik het niet weer word. Elke middag moet ik slapen en ’s avonds weer op tijd naar bed. Mijn kinderen weten niet beter en vinden het ook goed. Andere mensen hebben er wel moeite mee, maar wij niet.
‘Welterusten mama.’
Ik ben wel open over mijn ziekte. Het is er en mag er zijn. Mijn dochter wil af en toe even huilen in bed, omdat ik haar vijf maanden in de steek heb gelaten. Dat doen we dan ook even. Ze mag zich uitten. En we hebben het soms over mama’s psychische klachten. Als ik aan Lily vraag wat heeft mama, dan zegt ze: ‘mama is psychisch gestoord en heeft last van depressies.’ Zoiets inderdaad.
In de klas van de kinderen zijn ze ook op de hoogte van de ziekte van mama. Dat vinden de kinderen fijn. Ik ben op televisie geweest en dat hebben de kinderen met hun klasgenoten gedeeld. Het is er en mag er zijn. De kinderen bewegen met mij mee. Toen ze kleiner waren was dat moeilijker, maar ook toen communiceerden we erover.
Vriendinnen hebben me altijd positief gesteund. ‘De kinderen zijn blij dat je met ze kerststukjes maakt op school.’ Dat was in de slechte tijd erg fijn om te horen. En kinderen zijn zo ontzettend flexibel. We bewegen met elkaar mee. Ik ben blij dat ze er zijn en zij zijn blij met mama. We hebben een hechte band. Onze band is intens!
‘Maar het mooiste van allemaal is dat mijn man mij blijft steunen.’